Dieren en taal: Van zingende walvissen in de oceaan tot kwetterende vogels in de ochtend en het subtiele geurenspel van mierenkolonies — overal in de natuur wisselen organismen informatie uit. Al eeuwen vragen filosofen, biologen en taalkundigen zich af of deze vormen van communicatie als ‘taal’ kunnen worden beschouwd. En hoe verhoudt deze communicatie zich tot de menselijke taal?
De definitie van taal: een mensenmaat?
Om de vraag te kunnen beantwoorden of dieren een taal hebben, is het noodzakelijk om te bepalen wat we precies onder ‘taal’ verstaan. Hier wringt het meteen, want de meeste definities van taal zijn opgesteld vanuit een menselijk referentiekader. De taalkundige Charles Hockett (1916-2000) formuleerde in de jaren zestig een lijst van dertien kenmerken van menselijke taal. Enkele belangrijke daarvan zijn:
- Verplaatsing: de mogelijkheid om te spreken over zaken die niet direct aanwezig zijn in tijd en ruimte.
- Productiviteit: het vermogen om met een eindige set symbolen een oneindige reeks boodschappen te formuleren.
- Dubbele articulatie: klanken of tekens kunnen worden gecombineerd tot woorden, en woorden tot zinnen.
- Culturele transmissie: taal wordt niet genetisch doorgegeven, maar via sociale overdracht.
Veel wetenschappers stellen dat taal pas ‘taal’ genoemd kan worden als het aan (bijna) al deze kenmerken voldoet. Maar doet dit recht aan de communicatievormen van andere diersoorten? Die kennen namelijk andere doelen en structuren. Misschien, zo valt te overwegen, is onze menselijke maatstaf ontoereikend om de complexiteit van dierlijke communicatie te vatten.
Overigens: Mensen zijn ook dieren. Sinds Charles Darwin weten we dat we ons niet aan de natuur kunnen onttrekken. Taal is in dat opzicht mogelijk onze meest onderscheidende eigenschap. Omwille van de leesbaarheid hanteert deze tekst de ouderwetse scheiding tussen mens en dier. Het woord ‘dieren’ betekent hier daarom eigenlijk ‘niet menselijke dieren’.



Dieren en taal: walvissen en olifanten
Dat dieren op indrukwekkende wijze met elkaar communiceren, staat buiten kijf. Neem de honingbij, een diertje van slechts een paar centimeter groot, dat met een ingewikkelde dans soortgenoten in de korf vertelt waar voedsel te vinden is. De richting van de dans geeft de richting ten opzichte van de zon aan, de duur geeft de afstand weer en de intensiteit kan informatie over de rijkdom van de voedselbron communiceren.
Of kijk naar bultrugwalvissen, die zingen met laagfrequente tonen die soms kilometers ver reiken. Mannetjes produceren liederen van wel dertig minuten. Binnen een populatie veranderen deze in enkele jaren tijd. Dit wijst mogelijk op een vorm van culturele overdracht.
Even opmerkelijk zijn de communicatievormen van Afrikaanse olifanten. Zij gebruiken lage, voor het menselijk oor onhoorbare frequenties om via de grond trillingen door te geven over afstanden tot vijf kilometer. Hiermee waarschuwen ze elkaar voor gevaar of kondigen ze de komst van een vruchtbaar vrouwtje aan.
Dieren en taal: vogels
Bij vogels vinden we eveneens bijzonder verfijnde communicatievormen. Zangvogels brengen liederen voort die zowel territoriale claims als oproepen tot paren bevatten. Deze liederen worden niet uitsluitend instinctief overgedragen, maar ook deels aangeleerd. Jonge vogels luisteren naar oudere soortgenoten en imiteren hun zang. Er is zelfs sprake van regionale dialecten: koolmezen in Nederland zingen net iets anders dan soortgenoten in Engeland of Scandinavië.
Een fascinerend geval is de Japanse mees (Parus minor), waarvan is aangetoond dat ze verschillende soorten alarmroepen heeft. De volgorde waarin deze oproepen klinken is bepalend voor de betekenis. Wanneer een Japanse mees eerst een alarmroep voor roofvogels laat horen en daarna een contactroep, is dat een signaal aan soortgenoten om te komen helpen bij het opjagen van een roofdier. Wordt de volgorde omgedraaid, dan heeft de boodschap een andere betekenis. Dit wijst op een rudimentaire vorm van syntax — een van de essentiële kenmerken van de menselijke taal.
Ook papegaaiachtigen blinken uit in vocale communicatie. Grijze roodstaartpapegaaien kunnen niet alleen menselijke spraak imiteren, maar blijken in experimenten ook onderscheid te kunnen maken tussen kleuren, vormen en aantallen. Ook begrijpen ze eenvoudige begrippen als ‘grootste’ of ‘hetzelfde’. De beroemde papegaai Alex, onderzocht door psycholoog Irene Pepperberg, kende meer dan honderd woorden en kon simpele vragen beantwoorden. Wanneer hem bijvoorbeeld gevraagd werd naar de kleur van een groene sleutel, antwoordde hij steevast ‘groen’.



De experimenten met taal bij mensapen
De meest overtuigende kandidaten voor taalachtige communicatie vinden we bij onze naaste verwanten: de mensapen. Wetenschappers als Desmond Morris en Frans de Waal wijzen ons al jaren op de overeenkomsten tussen mensen, chimpansees, bonobo’s en gorilla’s. In de jaren zestig en zeventig werden in de Verenigde Staten en Europa diverse pogingen ondernomen om hun menselijke taal bij te brengen. De bekendste voorbeelden zijn Washoe, Koko en Kanzi.
Washoe, een vrouwelijke chimpansee, leerde via Amerikaanse Gebarentaal (ASL) ongeveer 350 tekens te gebruiken. Ze kon eenvoudige zinnen samenstellen zoals “You me go out” en leek nieuwe gebaren te combineren. Toch bleef haar taalgebruik voornamelijk situationeel en direct gericht op haar eigen behoeftes.
De gorilla Koko, beroemd geworden door documentaires en optredens in talkshows, zou volgens haar verzorgers meer dan 1000 gebaren kennen en zelfs over abstracte begrippen beschikken, zoals verdriet of herinnering. Toen haar kat overleed, zou Koko gebaard hebben dat ze ‘verdrietig’ was. Critici wijzen echter op het gebrek aan onafhankelijk wetenschappelijk toezicht bij deze observaties en het gevaar van menselijke projectie.
De bonobo Kanzi leerde via een toetsenbord met lexigrammen communiceren en begreep gesproken Engels tot op het niveau van een twee- à driejarig kind. Hij kon opdrachten opvolgen zoals “Leg de bal in de koelkast”, zelfs als hij de combinatie van woorden nog niet eerder had gehoord. Toch was er, net als bij de andere apen, geen sprake van echte productiviteit of grammatica.
Dierentaal bij mensapen in het wild
Bovenstaande voorbeelden met Washoe, Koko en Kanzi betreffen apen die taal aangeleerd kregen van mensen. Misschien nog wel interessanter is hun communicatie in het wild. Deze blijkt namelijk aanzienlijk complexer dan wetenschappers tot voor kort aannamen. Althans, dat stellen de biologen Mélissa Berthet, Simon Townsend en Martin Surbeck. Zij observeerden vierhonderd uur lang drie groepen bonobo’s in de Democratische Republiek Congo. In totaal onderscheidden zij 560 verschillende kreten en 175 combinaties die elk een duidelijke betekenis hadden.
Net als bij mensen is de betekenis van een kreet afhankelijk van een bepaalde context. Denk daarbij onder andere aan gebaren, gezichtsuitdrukkingen en volume. Het interessantste wat de drie biologen ontdekten is dat klankcombinaties weer een nieuwe betekenis kunnen krijgen, die losstaat van de betekenissen van de twee afzonderlijke kreten. Zulke inzichten zetten aan tot reflectie over het ontstaan van de menselijke taal.



Grenzen van dieren en taal
Ondanks deze indrukwekkende prestaties blijft er een verschil bestaan tussen dierlijke communicatie en menselijke taal. Bij de mens is taal niet slechts een middel om informatie over het hier en nu te delen, maar ook om hypothetische situaties, abstracte ideeën, verleden en toekomst te bespreken. Wij kunnen fantaseren, liegen, vertellen over dingen die nooit gebeurd zijn en concepten bedenken die geen fysieke vorm hebben.
Dierlijke communicatie is, voor zover bekend, grotendeels beperkt tot concrete situaties: voedsel, gevaar, territorium, sociale binding. Verplaatsing komt zelden voor. Bijen zijn een uitzondering, maar hun ‘taal’ is strikt functioneel en beperkt tot voedsel. Productiviteit — het onbeperkt combineren van symbolen tot nieuwe betekenissen — is vrijwel afwezig. De liederen van walvissen en zangvogels bestaan uit vaste patronen, die weliswaar regionaal variëren en deels worden aangeleerd, maar waarvan de combinaties en betekenissen relatief stabiel en beperkt blijven.
Vogelsoorten als de Japanse mees en de grijze roodstaartpapegaai vormen intrigerende uitzonderingen. Hun vermogen tot het combineren van geluiden in verschillende volgordes met verschillende betekenissen en het cultureel overdragen van zangpatronen en dialecten, roept vragen op over de grenzen tussen communicatie en taal. Ook de nieuwste inzichten over de kreten van Bonobo’s zijn intrigerend.
Een andere blik: moet alles menselijke taal zijn?
Er valt veel te zeggen voor een minder antropocentrische benadering. Misschien hoeft niet alle taal aan menselijke maatstaven te voldoen. Dierlijke communicatie kan in eigen recht bijzonder complex en betekenisvol zijn. Zo blijken prairiehonden verschillende waarschuwingsroepen te hebben voor mensen, coyotes en haviken, en binnen de roep voor ‘mens’ zelfs onderscheid te maken tussen een mens met of zonder geweer, of met verschillende kleding.
Bij vogels vinden we vergelijkbare verfijning. Zo heeft recent onderzoek aangetoond dat sommige zangvogels niet alleen andere vogelsoorten imiteren, maar ook alarmgeluiden van roofdieren en menselijke machines. Dit complexe nabootsingsvermogen zou een manier kunnen zijn om roofdieren te misleiden of rivalen te imponeren. Ook het vermogen van grijze roodstaartpapegaaien om menselijke taalbegrippen te begrijpen, wijst erop dat cognitieve vermogens bij vogels soms onderschat worden.
Conclusie: tussen dieren, communicatie en taal
Niet menselijke dieren kunnen beschikken over zeer geavanceerde communicatiesystemen, vaak perfect afgestemd op hun leefomgeving en sociale structuur. Sommige diersoorten, vooral mensapen en enkele vogelsoorten, tonen kenmerken die richting taalgebruik gaan, zoals het gebruik van symbolen, eenvoudige syntax of culturele overdracht. Toch ontberen de meeste vormen van dierlijke communicatie de complexiteit, productiviteit en abstractie van de menselijke taal.
Of dieren een taal hebben, hangt dan ook af van hoe je ‘taal’ definieert. Als je vasthoudt aan de strikte menselijke kenmerken van Hockett, luidt het antwoord: nee. Maar als je bereid bent om taal te zien als een spectrum waarin ook andere soorten betekenisvolle systemen ontwikkelen en overdragen, zou je kunnen zeggen: ja, dieren hebben hun eigen talen — even rijk, even functioneel, en minstens even fascinerend, maar fundamenteel anders dan die van de mens.
Voor deze blog en de illustratie is deels gebruik gemaakt van kunstmatige intelligentie. Als je wilt weten hoe, kun je de blogs lezen over ChatGPT en kunst en AI. De informatie over het onderzoek van Mélissa Berthet, Simon Townsend en Martin Surbeck is gebaseerd op het artikel ‘Kreten bonobo’s uniek voor dieren’ uit NRC, 4 april 2025.