Dolm

Het begin van alles. Een uitdagend boek over de oertijd

Het begin van alles is een overweldigend boek en misschien wel een van de beste boeken over de prehistorie. De auteurs – David Graeber en David Wengrow – bewegen kriskras door onze vroegste geschiedenis om aan te tonen dat veel van wat de lezer dacht te weten over dit tijdperk berust op verkeerde inzichten.

Agrarische revolutie

Duizenden jaren en kilometers trekken in dit boek aan je voorbij, van de Babylonië tot de Azteken en van het oude China tot de oorspronkelijke bevolking van Noord Amerika. Langzaam raak je ervan doordrongen dat de agrarische revolutie geen revolutie was en dat er amper een verband bestaat tussen hiërarchie en stedenvorming.

Zo is een van de vele prikkelende vragen die na lezing van Het begin van alles blijft resoneren: Ontstonden steden als gevolg van de landbouw of ontstond landbouw als gevolg van stedenvorming? Het antwoord is zo mogelijk nog verwarrender. Er bestaat volgens de auteurs namelijk geen wetmatigheid of uniform proces waarlangs samenlevingen zich logisch en trefzeker stap voor stap ontwikkelen. Vergeet dus het idee dat jagers en verzamelaars de landbouw ontdekten en vanaf daar een nieuwe hiërarchische samenleving gingen opzetten. De historische werkelijkheid blijkt zoveel interessanter, gevarieerder en boeiender dan dat.

Speels en creatief

Onze voorouders waren oneindig speels en creatief. Bovendien hadden ze heel goed in de gaten hoe waardevol hun vrijheid was. Ze beseften dat landbouw een einde maakte aan hun luie leventje. Daarom hebben ze zich in verschillende periodes en op verschillende locaties van een agrarisch bestaan afgekeerd. Gevolg: Landbouw ontstond en verdween. Soms bleef het slechts heel beperkt aanwezig. Deze tussenperiodes konden honderden of duizenden jaren duren. Ondertussen experimenteerden deze voorzichtige agrariërs met verschillende samenlevingsvormen, dikwijls zonder dat er enige vorm van ongelijkheid of hiërarchie ontstond. 

Graeber en Wengrow onderbouwen deze stelling onder andere met stadsplattegronden die zijn afgeleid van archeologische opgravingen. Alle huizen blijken er even groot en er is geen spoor te vinden van een paleis. Ook blijken er tal van samenlevingsvormen te hebben bestaan zonder staand leger. Het allerleukste is dat de organisatie van een samenleving kon wisselen. In tijden van conflict kon er bijvoorbeeld tijdelijk een hiërarchische samenleving ontstaan. En als de oogst binnen was, ging iedereen bouwen aan een gemeenschappelijke tempel. Structuren en rollen waren dus dynamisch.

Historische misinterpretaties

Hoe kan het dan gebeuren dat we nu zo’n even rechtlijnig als gesimplificeerd beeld hebben van die periode? Ook daar hebben Graeber en Wengrow over nagedacht. Een belangrijk deel van het antwoord op die vraag ligt volgens hen besloten in onze beperkte moderne blik. We kijken naar het verre verleden vanuit onze eigen belevingswereld, waarin we gewend zijn geraakt aan ongelijkheid en statische organisatiestructuren die dat verankeren. Als gevolg daarvan kunnen we ons nog amper voorstellen dat grote groepen mensen uitgebreid de tijd namen om samen een beslissing te nemen waar iedere betrokkene zich in kon vinden.

Ook lukt het ons volgens Graeber en Wengrow amper om naar een historische cultuur te kijken zonder het concept van de staat daarop los te laten. Dat de Maya’s in een bestuurlijk onsamenhangende regio vol zelfstandige steden leefden komt niet als eerste in ons op. Eerder denken we aan bestuurlijke eenheid. Het ligt voor moderne onderzoekers ook niet voor de hand om te veronderstellen dat een koning van een prehistorische samenleving niets te vertellen had. Of dat de rol van koning ieder jaar wisselde en dat hij (of zij) het daarom wel uit zijn hoofd liet om misbruik te maken van zijn (of haar) positie. Als hij dat wel deed, zou hij namelijk een jaar later de rekening van zijn wangedrag moeten betalen. Desondanks kijken we naar veel prehistorische samenlevingen alsof ze het begin van staten zijn.

De edele wilde

De auteurs wijzen ter onderbouwing van hun betoog in Het begin van alles op de halsstarrige misvattingen die befaamde auteurs de wereld in geslingerd hebben. Niemand sparen zij: Jean Jacques Rousseau, Steven Pinker, Francis Fukuyama, Jared Diamond en Juval Harari blijken schrijvers van mythen. Zo tonen Graeber en Wengrow onder andere aan dat het hele idee van de edele wilde niet klopt. Onze voorouders knokten zich alles behalve onnozel en onbevangen door het leven. In plaats daarvan blijken het politieke dieren die over veel levensbeschouwelijke wijsheid beschikten. Sterker nog, veel van onze hedendaagse concepten over gelijkheid zijn ontstaan naar aanleiding van contacten met niet geïndustrialiseerde samenlevingen.

Neem bijvoorbeeld Kandiaronk (1647-1701). Baron de la Hontan schreef in 1703 een boek over deze Huron. Iedere verlichte intellectueel had het destijds in zijn kast staan. Daarin klinkt de kritiek van deze oorspronkelijke Amerikaan op tal van aspecten van de Westerse samenleving, waaronder de ongelijkheid en de vernietigende omgang met de natuur. Jean Jacques Rousseau zou er tijdens het schrijven van zijn boeken dankbaar uit geput hebben. Wel edel, niet wild dus…

Het begin van alles
Het begin van alles. Acrylverf op papier, 70 x 50 centimeter.

Het einde van alles

Voor Graeber was het helaas zijn laatste boek. Hij overleed onverwacht in 2020, nog voor het boek gepubliceerd werd. Dat is een enorm verlies, want deze originele en niet geheel onomstreden denker had niet alleen het vermogen om vastgeroeste denkbeelden aan het wankelen te brengen, maar ook om die te vervangen met alternatieve zienswijzen. Zijn eerdere boeken – Bullshitjobs en Debt – dagen je op erudiete wijze net als The Dawn of Everything uit tot diepe reflectie. Ze hebben het in zich om je kijk op de wereld te veranderen. Wat mag je nog meer verwachten van een goed boek?

David Graeber & David Wengrow

The Dawn of Everything, a new history of humanity

Allen Lane, 2021

692 pagina’s

ISBN 978-0-241-40242-9 

Next Post

Previous Post

© 2024 Dolm

Theme by Anders Norén