Niet ver van de omroepgebouwen in Hilversum ligt een landschap dat voor de oplettende toeschouwer een ver verleden ontsluit; Het Gooi
Het is druk als ik naar de Westerheide loop op een zonnige middag in de herfst. Baasjes laten hun honden uit en tientallen fietsers rijden over de lichtgrijze paden. Ze golven over het zacht glooiende landschap. Het hoogste punt ligt op de Aardjesberg die meer dan 15 meter telt. Dieptepunten zijn er ook; kuilen gegraven door vroege bewoners om leem, zand en grint te ontginnen.
Het Gooi: Westerheide
De oneffenheden in de Westerheide ontstonden deels in de ijstijd. Er kwam toen ook leem te liggen, afgedekt door een laag kiezel en zand. Ook de erosiedalen stammen uit die tijd. En nadien was er oerbos en water. Genoeg dus voor jagers en verzamelaars en latere vroege agrariërs om in het levensonderhoud te voorzien. Bodemvondsten hebben aangetoond dat de Neanderthalers er al woonden. Het gebied bleef bewoond tijdens het mesolithicum en het neolithicum. Wie daar meer over wil weten kan naar het op loopafstand gelegen Geologisch Museum Hofland. Dat ligt maar liefst op bijna 23 meter hoogte. Het bevat veel toegankelijke informatie voor jong en oud over de vroegste geschiedenis. In de tuin liggen zwerfkeien.
Zelf ben ik het meest onder de indruk van de grafheuvels – ook tumuli genoemd. Het zijn er wel een stuk of veertien. Bij twee – midden op de hei – staat een bordje met toelichting. De rest is alleen zichtbaar voor een speurend oog. De bouwers stammen uit de late steentijd en maakten deel uit van de Klokbekercultuur. Het zijn dus bulten van 4500 jaar oud. Opgravingen brachten urnen, ringen en een speld naar het daglicht. Het is slechts een deel van de enorme historische rijkdom van ’t Gooi.
Het Gooi: Franse kampheide
De torenhoge ijslaag die Het Gooi lang geleden bedekte is weg. De sporen blijven. Als sandrs bijvoorbeeld. De best zichtbare sandr van Nederland ligt in’t Gooi. In IJsland bestaan veel grote sandrs, prachtig zichtbaar in het kale verlaten landschap. Het begrip komt ook uit IJsland en wordt oorspronkelijk geschreven als ‘Sandur’. In zuiver Nederlands luidt de benaming ‘spoelzandwaaier’. Dit woord dekt de lading; smelwater nam zand en kiezels mee en liet een waaiervormig spoor in het landschap achter, doorgaans achter een stuwwal.
Waar elders in Nederland begroeiing en bebouwing de sandrs bedekken, is die van de Franse Kampheide nabij NS-station Bussum-Zuid nog goed zichtbaar. Het is een vlakte met een flauwe helling waarin je nog tal van kiezels ziet. Desondanks waan ik me niet in het verleden. Het terrein ligt ingeklemd tussen drukke wegen. Geruis van auto’s is alomtegenwoordig. Hetzelfde geldt voor de fietsers die zich over kaarsrechte paden voortbewegen. Maar de sandr is er. Ik hoef niet naar IJsland om er een te zien.
Meer zichtbare IJstijd
Het Gooi is overigens niet de enige plek in Nederland waar je de gevolgen van de IJstijd kan zien. Gelukkig zijn er nog veel meer. Zo kan je onder andere op de Veluwe een pingoruïne bewonderen. En de Grebbeberg is een spectaculaire opstuwing die door het ijs is ontstaan. Ook kan je de aardlagen uit de IJstijd aan de oppelvlakte zien komen in Zeeuws Vlaanderen. En er bestaan ook buiten het Gooi veel grafheuvels in Nederland, onder andere op de Veluwe.