Was Pasen in één of andere vorm voor de wederopstanding van Christus al een belangrijk feest? Daar lijkt het wel op. Maar wat weten we eigenlijk van dat oerpasen?
Om te beginnen met de prehistorie; het belangrijkste kenmerk ervan is dat we er geen geschreven bronnen over hebben. Een oermens kan lezen noch schrijven Dat maakt dat we weinig tot niets weten over hun geestesleven. Wel kunnen we een en ander afleiden uit de stenen, de beenderen, de kunst en het DNA dat onze voorouders achterlieten. Ook oude geschriften maken ons iets wijzer over oeroude tradities.
Jagers en verzamelaars
Desondanks weten we helemaal niets van voorjaarsrituelen bij onze aller vroegste voorouders. Er bestaat bijvoorbeeld geen aanleiding om te geloven dat de neanderthalers eieren beschilderden. Iets dergelijks valt ook niet af te leiden uit de grottekeningen van de vroegste homo sapiens. Het kan zijn dat jagers en verzamelaars wel iets speciaals met het voorjaar deden, maar dat heeft voor zover we nu weten dan geen sporen achter gelaten. De vroegste aanwijzingen die duiden op iets dat lijkt op een paasbeleving stammen uit een later deel van de prehistorie.
Zo rond 10.000 voor Christus veranderden samenlevingen, onder andere als gevolg van het einde van de ijstijd. De eerste landbouw ontstond. Daardoor kozen enkele innovatieve mensen ervoor om niet langer rond te trekken, maar zich in plaats daarvan op een vaste plek te vestigen. Deze eerste boeren markeerden hun land, na verloop van tijd onder andere met stenen bouwwerken als hunebedden. Oorspronkelijk waren dat heuvels met een toegang; er lag nog gruis en aarde over de grote stenen die nu resteren. Overledenen kregen binnenin een plekje.
Bouwers en astronomen
Goed kijkend naar enkele van deze grafmonumenten uit het neolithicum – de jongste steentijd – valt iets bijzonders op; de ingangen wijzen dikwijls in de richting van de plek aan de horizon waar de zonsopgang van de kortste dag plaatsvindt. De zon schijnt daardoor alleen op dat precieze moment recht naar binnen. Dat is bijzonder: Op de dag dat het licht weerkeert – het huidige kerstmis – licht de laatste rustplaats van overledenen op. Kan het symbolischer? Dit verschijnsel vindt niet plaats bij onze hunebedden in Drenthe, maar bijvoorbeeld wel bij enkele grafheuvels in Ierland en Engeland.
Drie maanden na de kortste dag, met pasen, staat de zon precies op de helft van haar reis. De dag is dan evenlang als de nacht. Het is het begin van de lente. Dat soort markeringen waren enorm belangrijk voor de eerste boeren van Europa. Hoe konden ze anders afleiden wanneer ze moesten zaaien? En als de dag even lang is als de nacht komt de gestorven natuur weer tot leven. Dat is in feite ook een soort van wederopstanding.
Niet alleen bij bepaalde grafheuvels speelt de placering ten opzichte van zon en maan een belangrijke rol. Hetzelfde geldt voor steencirkels als Stonehenge. In dat opzicht zijn het gigantische astronomische kalenders; zoiets als de schijf van Nebra, maar dan in het groot. Dit soort bouwwerken bestond aan het eind van de prehistorie op meerdere plekken in Europa in een houten versie. Die eerste boeren wisten dus heel goed wanneer de astronomische lente begon.
Pasen, goden en godinnen
Het aardige is dat we voor de vaststelling van de datum voor Pasen nu nog steeds naar de hemel kijken; het vindt plaats op de eerste zondag na de eerste volle maan in de lente. En daarmee hebben we de basis van de liturgische kalender te pakken: Hemelvaart vieren we 39 dagen na Eerste Paasdag. Pinksteren is de zevende zondag na Pasen. Daardoor valt eerste Pinksterdag dus tien dagen na Hemelvaart. In dat opzicht verschillen we amper van de neolithische boeren. We kijken naar de hemel om het begin van de wederopstanding te bepalen en te vieren.
Los van de grafheuvels en de astronomische kalenders bestaan er nog meer aanwijzingen die erop duiden dat de eerste lentedag en wederopstanding al heel vroeg in de geschiedenis een belangrijke rol speelden. Zo weten we uit oude geschriften dat de Sumerische godin Innana uit de onderwereld kwam en op een staak rechtop werd gezet. Dat was haar verrijzenis. Ook de Egyptische god Horus beleefde een wedergeboorte.
In het Romeinse rijk was de cult van de moedergodin Cybele van groot belang. Haar minnaar Attis – een Frygische god geboren uit een maagd – beleefde jaarlijks met het begin van de lente een wederopstanding uit de dood. De festiviteiten begonnen met een dag vol bloed op zwarte vrijdag en eindigden na drie dagen met de vreugde over de wederopstanding. Cybele bestaat al minstens sinds de zesde eeuw voor christus. Attis sinds de derde eeuw voor christus.
Pasen, pesach en paaseieren
Daarnaast kennen we het Joodse paasfeest. Ook dat is ouder dan het christelijke paasfeest. Het heet Pesach en het markeert het einde van de slavernij van het Joodse volk en de uittocht uit Egypte. Centraal staat de seider, een feestelijke maaltijd in het eigen huis. Jezus van Nazareth vierde dat met zijn discipelen tijden het laatste avondmaal. Pesach vindt plaats op de eerste of tweede volle maan na de lente equinox.
Dit alles doet vermoeden dat paaseieren, paasvuren en de paashaas ook al een diepe voorchristelijke oorsprong hebben. Dergelijke tradities gaan vermoedelijk echter niet verder terug dan de middeleeuwen. Hetzelfde geldt voor de oorsprong van de talrijke chocolade eitjes in aluminiumfolie.
Maar toch: De eerste boeren hielden zich bezig met zonnewendes en seizoenen. Ze deden enorm hun best om deze tijdstippen te duiden en betekenis te geven rond de thema´s leven en dood. Vroeg klassieke samenlevingen kenden verhalen en mythen met goden en helden die stierven en met de lente weer opstonden. Pasen bestond al als Joods feest toen Jezus van Nazareth het laatste avondmaal vierde. En nog steeds bepalen we de datum voor pasen aan de hand van de stand van de zon en de maan. Het voert te ver om te zeggen dat Pasen ouder is dan Christus, maar dat geldt zeker wel voor enkele verwante elementen en gebruiken.
Dit artikel verscheen gelijktijdig in Carillon, huisorgaan van Insula Dei en Huize Kohlmann