Oermoeders en jagers. Het klassieke verhaal is dat mensen zo goed samen kunnen werken omdat hen dat helpt te jagen op groot wild. Één individu rijgt geen mammoet aan zijn speer. Daar is een groep, coördinatie, overleg en samenspel voor nodig. Zonder samenwerking geen vlees en daarom hebben mensen geleerd om met elkaar gecoördineerd te jagen. Dat klinkt zo logisch dat tot voor kort geen enkele wetenschapper het nodig vond deze hypothese in twijfel te trekken. Toch is het beeld incorrect. Moeders en hun kinderen blijken van veel doorslaggevender belang in de evolutie van sociaal gedrag dan gedacht. De antropologe en walnotenboer Sarah Blaffer Hrdy schreef er een boek over.
Mensapen
De aap in ons is er één van een bijzondere soort. Niet alleen omdat wij een grote hersencapaciteit hebben, rechtop lopen en over taal beschikken, maar vooral omdat onze soort met meerdere individuen voor baby’s zorgt. Tantes, zussen, broers, vaders en ooms dragen hun steentje bij in voeding, opvoeding en bescherming. Chimpansees en gorilla’s doen dat anders. Die moeders laten hun kindje geen moment uit het oog. Dat kan ook niet, want de kans is groot dat andere leden van de groep er nare dingen mee doen. Zij voelen namelijk geen mededogen. Honger, pijn en ellende van een soortgenoot doen hen niets. Ook niet als ie net geboren is. Ergens in de prehistorie gingen mensen dat anders doen. Waarom? Wanneer? Hoe? En met welke gevolgen?
De oermoeder staat niet alleen
Een belangrijke factor is de lange afhankelijkheid die menselijke baby’s hebben ten opzichte van hun omgeving. De toewijding die een chimpanseemoeder voor haar jong heeft is voor een menselijke oermoeder vanwege de lange duur van de opvoeding niet op te brengen. Gelukkig hoeft dat ook niet, want mensenbaby’s zijn ware verleiders die in staat zijn zich aan meerdere opvoeders te hechten. Hoe socialer het kind, hoe groter zijn overlevingskansen; het krijgt dan vaker eten toegestopt. En het krijgt meer positieve aandacht. Dankzij de steun die de moeder zo krijgt, kan zij al na een jaar weer een nieuwe baby op de wereld zetten. Zij weet deze steun overigens handig te vergroten door haar baby er zo leuk en zo schattig mogelijk uit te laten zien.
Afwezige oervaders
Prehistorische mannen blijven volgens Blaffer Hrdy niet altijd bij een vrouw en monogamie is niet de norm. Hun bijdrage aan het voedsel wordt overschat. Groot wild levert veel minder dan de helft van de dagelijkse calorieën op. Klein wild en plantaardig voedsel zijn belangrijker. De oerman zorgt als hij daartoe in de gelegenheid is en dat hoeft niet altijd voor zijn eigen kinderen te zijn. Veel kinderen groeien op zonder dat hun vader in de buurt is. Dat laatste blijkt overigens ook in moderne westerse samenlevingen probleemloos te kunnen. Wetenschappers en politici die beweren dat twee ouders noodzakelijk zijn voor de opvoeding van een kind kennen de feiten niet. Wat telt is of de moeder voldoende steun krijgt uit haar omgeving en of zij voldoende toegang heeft tot primaire levensbehoeften. Dat blijkt uit statistische gegevens veel belangrijker dan haar band met de vader.
De groep
Kortom: De sociale aard van de mens komt voort uit zorg voor kinderen en niet uit de noodzakelijkheid ervan voor het jagen en verzamelen. Misschien is het daarom wel dat antropologische verslagen vooral laten zien hoe egalitair dit soort samenlevingen zijn ingericht. Niemand speelt de baas en ieder individu levert zijn bijdrage. Geboorte, sekse of leeftijd spelen geen rol. Wie kan participeert. Iedereen draagt zijn steentje bij in dit paradijs. De groep is belangrijker dan het individu. Voor persoonlijk bezit, ambities of aanspraken is geen plaats.
Waarom samenwerkende oermoeders?
Blaffer Hrdy onderbouwt bovenstaande stellingen met tal van voorbeelden uit wetenschap en literatuur. Dat doet zij volledig en overtuigend. Slechts op één punt is zij gedwongen het glibberige pad van de speculatie op te gaan. Maar ook dat doet ze niet zonder zich te baseren op concrete aanwijzingen. Dat is bij beantwoording van de vraag waarom mensen wel en apen niet deze evolutionaire weg hebben bewandeld.
Matrilokale oermoeders
Het allesbepalende antwoord is logisch en overtuigend. Oermoeders geven hun kroost alleen uit handen als ze hun omgeving volledig vertrouwen. Dat is enkele en alleen het geval als ze bevallen met hun eigen verwanten in de buurt. Menselijke samenlevingen zijn derhalve volgens haar tot 10.000 jaar geleden altijd matrilokaal van structuur geweest; vrouwen bleven bij hun groep of keerden terug naar hun geboortegroep zodra ze zwanger waren. Het patrilokale systeem kon pas ontstaan na de agrarische revolutie en de grotere druk op de voedselbronnen die daaruit voortkwam. Mannen gingen zich organiseren om hun land te kunnen verdedigen met als gevolg het verval van het matrilokale systeem. Vrouwen verlieten hun familie en kozen voor een andere veiligheid.
Conclusie over oermoeders
Conclusies als deze maken ‘Een kind heeft vele moeders’ tot één van de meest boeiende boeken over de prehistorie. Blaffer Hrdy brengt haar even originele als baanbrekende verhaal met intelligentie en kennis van zaken. Ze doseert haar inzichten en bouwt langzaam toe naar de belangrijkste inzichten. Het boek is niet alleen prettig leesbaar, maar geeft het zelfs enige spanning. Lezen in ‘Een kind heeft vele moeders’ is als een spannende reis waarbij je je als lezer steeds weer afvraagt wat er om de volgende hoek voor verrassing op je ligt te wachten. Het is een absolute topper, een eye-opener en een page-turner.
Sarah Blaffer Hrdy: Een kind heeft vele moeders. Hoe evolutie ons sociaal heeft gemaakt
Nieuw Amsterdam 2009, 448 pagina’s
ISBN 978-90-468-0656-2